Derde blad van de Provinciale Zeeuwse Middelburgsche Courant van zaterdag 24 october 1931
NV. THE VITRITE WORKS, GEZEGD: DE FITTINGFABRIEK
Hoe vele mannen in een groot bedrijf met zware machines duizenden en duizenden kleine dingskes maken!
Kort nadat ons verzoek, de Middelburgsche industriëele bedrijven eens voor de krant in oogenschouw te mogen komen nemen, was uitgegaan, kwam reeds bericht binnen van de directie van The Vitrite Works, dat zij harerzijds gaarne tot het slagen van ons plan wilde bijdragen.
Dat was prettig. Want het in de wandeling "de Fitting" genoemde bedrijf, dat eenige honderden werklieden en beambten in dienst heeft, mag eigenlijk wel gelden als “het" bedrijf van Middelburg - zoo eenigszins als “De Schelde" dat b.v. van Vlissingen is – en het onverhoopt niet verleenen van de gevraagde medewerking zou onze beschrijving van industrieel Middelburg dermate onvolledig maken, dat het welslagen van heel de onderneming er feitelijk van afhangen moest.
Maar als gezegd: de directie zegde haar volle medewerking toe, en op een daartoe geschikt tijdstip, dat het bedrijf, zij het dan niet op volle capaciteit werkende, toch in volle werking was, zijn wij aan de Maisbaai door een der drie directeuren, den heer M. A. van der Leyé, vriendelijk ontvangen, door heel het bedrijf rondgeleid, over alles wat ons belangwekkend leek en waaromtrent we vragen stelden, ingelicht om tenslotte, een volgenden dag, met een bezoek aan de eveneens der vennootschap toebehoorende pletterij aan den Schoorsteenvegerssingel onze vluchtige maar daarom niet minder belangwekkende kennismaking met dit bedrijvencomplex te beëindigen.
Wat maakt men daar nu eigenlijk aan de Maisbaai? Ik zal het u zeggen.
Neemt u eens een elektrisch gloeilampje, dat uitgediend heeft. Sla het bolletje kapot, haal het glazen staafje met den gloeidraad er uit, verwijder alle glas, tot ge het lampvoetje, bestaande uit een koperen hulsje met wat zwart, glasachtig goedje er in, overhoudt. Dan zijt ge er.
Die lampvoetjes maakt men op The Vitrite Works. En anders niets. Dat voetje noemt men in de wandeling, vermoedelijk mede door de klank-associatie der beide woorden, de ,,fitting", en die zwarte, glasachtige massa die ge er in ziet, héét op z'n Engelsch vitrite" (spreek uit „vietraajt''),
Weliswaar kan men u er meer dan duizend verschillende soorten van die lampvoetjes leveren, van die mooie, kleine, verzilverde dingsigheidjes af, via de vele, veel te vele soorten voor gewone gloeilampen, van messing vervaardigd, tot de enorm grote van roodkoper voor radio-zendlampen en vuurtoren verlichting b.v., maar toch: lampvoeten maakt men er, en anders niets.
En hoe men die nu maakt?
In de directiekamer had de heer Van der Leyé, bij wijze van miniatuur-tentoonstelling, voor twee der door het bedrijf geleverde modellen een wordingsgeschiedenis-in-stadia gearrangeerd, en daarbij en daarover hebben we eerst een half uurtje college gehad, alvorens in het dichte woud van snorrende drijfriemen, stampende, hortende, zuchtende, prikkende, ratelende, snijdende en rikketikkende machines ons te wagen. Dat was wel noodzakelijk, wilde men er voldoende van begrijpen om niet wezenloos en begriploos naar al dat haastig bewegen, draaien, grijpen en uitwerpen van hulzen en hulsjes in hun vele stadia van bewerking te staren.
De rondwandeling begint bij z'n logies begin, het kopermagazijn. Daar staan de rollen messing, waaruit zoo aanstonds de hulzen geponsd en geperst zullen worden. Ze zijn alle genummerd en het komt er ontzettend nauw op aan, of die messing wel overal precies even dik is, geen materiaalfouten vertoont, geen scheurtjes, overal dezelfde eigenschappen heeft. Want de geringste tekortkoming wreekt zich tenslotte in een groote fout in 't eindproduct!
In de hulzenfabriek staat men voor een verwarrende hoeveelheid machines, die verschillende trappen van automatiseering vertoonen. Er zijn er nog enkele, die herinneren aan den ouden tijd, toen men veel nog uit de hand deed. Maar het meerendeel bestaat uit machines die allervernuftigst van vinding zijn, en die naar het beginsel van de volledige automatiseering van den arbeid zijn ontworpen. Dit wil zeggen, dat hij, die de machine — of meer machines- bedient, zelf geen andere handgrepen heeft te verrichten dan die, welke noodzakelijk zijn om de machine op gang te brengen. Haar eigenlijke werk doet zij zelt, en de werkman heeft slechts toe te zien, dat alles van een leien dakje loopt.
Er is b.v. een zekere machine, die een reeds min of meer in z'n vorm geperst messing-hulsje een zekere bewerking moet doen ondergaan; laten we zeggen: er een groefje aan moet draaien. De halfafgewerkte hulzen komen dan holderde bolder op een groote ronde vergaarbak of -schijf, boven aan de machine, terecht. Aan den rand van die schijf zitten allemaal gaten, waar zoo'n huls precies in past. Maar: hij kan er op twee manieren in terecht komen, goed, zooals 't behoort, en op z'n kop. Geen nood, bij het rondwentelen van de schijf worden alle verkeerd-te-lande gekomen hulzen er door luchtdruk uitgeblazen, en alleen de goeie blijven hangen en worden zoo langs allerlei wegen gevoerd naar de plaats, waar ze de noodzakelijke bewerking zullen ondergaan.
Een eigenaardig iets is, dat vrijwel al deze machines op het bedrijf zelf ontworpen en vervaardigd zijn. Dat is een van de zaken, die ons het meest trof. Men kan het aan de machines zien, dat ze niet uit catalogus nr. zooveel ergens besteld zijn. Men speurt als het ware nog de beeltenis van den peinzenden ontwerper, van den technicus en den bankwerker, achter deze ingenieuze apparaten, die met grootere snelheid, grootere vaardigheid en grootere nauwkeurigheid vervaardigen wat de mensch anders slechts moeizaam kon maken,
Voor den ondeskundigen toeschouwer wel heel interessant zijn de geweldige machines, die een aantal bewerkingen van de huls - tot aan het uitgloeien toe, als we 't goed onthouden hebben - in één en dezelfde machine, in snel op elkaar volgende fasen, verrichten
Aan den eenen kant een rol messing van 1 à 2 dm breed, die in de kaken van het monster schuift. Als groote slagtanden zitten daar naast elkaar een aantal stampers; de een ponst het ronde plaatje uit den band; een grijper grijpt het en duwt het onder den tweeden, die er eenigen vorm in perst; een tweede grijper duwt het onder den derden, een derde onder den vierden stamper.... en aan het einde rollen de voor leekenoog al bijna afgewerkte hulzen er uit!....
Maar genoeg van die hulzen. Ge zult wel gelooven, dat al die pienter uitgedachte machines hun werk goed verrichten en de hulzen komen dus bij kisten vol terecht in de glasperserij.
Hier staan op hooge pooten vele kleine oventjes. De brokken vitrite - de meergemelde zwarte en isoleerende glasmassa - worden er van boven in geworpen en met een mengsel van gas en lucht wordt deze massa weer vloeibaar gemaakt.
Maar hoe dit geval, deze opgave, nu óók te automatiseeren?
Dat lijkt wel een heel moeilijk vraagstuk. Dat was het ook, maar het is op bewonderenswaardige wijze opgelost.
In zijn eenvoudigsten vorm luidt de opgave: hoe te zorgen dat in elk aan te voeren hulsje een precies te bepalen hoeveelheid vloeibaar vitrite te lande komt, dat direct daarop, vóór het nog tijd had tot hard worden, geperst kan worden in den juisten vorm, met de twee contactstrookjes op de juiste plaats?
Eveneens in z'n simpelsten vorm is de oplossing deze: men kan uit den oven een straal, van regelbare dikte van vloeibaar glas laten loopen, en men kan het hulsje precies zóólang onder dien glasstraal houden, dat er net genoeg vitrite in terecht komt.
En aldus geschiedt: de hulsjes komen in stalen armen, die met regelmatige snelheid onder den steeds doorvloeienden glasstroom doordraaien, ze vangen precies zooveel vitrite op als noodig is, draaien verder, krijgen van een stamper of stempel precies den juisten "klap op hun kop" (om het eens gemoedelijk te zeggen) en vallen gevuld en geperst in den vergaarbak. Staat er eens in een arm géén hulsje, dan schuift de bedienende werkman een plaatje onder den glasstroom en de vulling wordt óók overgeslagen.
Bij de heele kleine lampvoetjess gaat het nog anders: daar wordt de glasstroom pneumatisch weggeleid, totdat er een hulsje recht onder staat; dan wordt de luchtstroom éven onderschept en er valt net dat dropje van het zwarte goedje in, dat noodig is. Niet meer en niet minder,
Het messing wordt leelijk van dat vullen met glas. En dat mag niet: wat de fabriek verlaat, moet er mooi glimmend en glanzend uitzien. Daarom moet die vale oxyde-laag er af.
Dat gebeurt in de poetserij. Daar staan voor onze kleine lampvoetjes óók al weer enorme machines. Eerst worden ze in steenen manden" ondergedompeld in een of ander zuur, nagespoeld in water, en dan gaan ze de machine in. Daar worden ze aan snel draaiende staven gestoken, die ze door een breiachtige zandmassa sleepen; dan nog drogen en: het lampvoetje komt schoon en keurig, zóó als wij, gewone burgers, het aan een bij onzen electricien gekocht nieuw lampje zien, te voorschijn. Als eindproduct wordt het nu verder in den meest letterlijken zin met handschoenen aangepakt", slechts zij, die keurige witgaren trouwhandschoenen dragen, mogen het nu nog verder hanteeren, inspecteeren, verpakken...
Dit is in 't kort de geschiedenis van het ontstaan van een lampvoetje, zooals dat in bijna tallooze soorten en variëtei. ten door de fitting" worden gemaakt. Behalve de fabriek in Middelburg, heeft de Vennootschap er nog een in Frankrijk en een in Duitschland.
De Middelburgsche fabriek werd in 1889 door den Amerikaan Theodore Mace gevestigd op de voormalige OostIndische Werf in de gebouwen van de Commercie Compagnie; in Augustus 1893 kwam zij door publieken verkoop in handen van de N.V. The Vitrite Works. Oorspronkelijk werden de lampvoeten geheel uit vitrite vervaardigd, later maakte men ze uit messing, waarbij de contacten van de huls geïsoleerd werden door het inpersen van vitrite. Aanvankelijk handbedrijf, moest men al dra tot mechanisatie en automatiseering overgaan, om goede en goedkoope massaproductie mogelijk te maken.
In 1893 met 21 werklieden en 2 beambten begonnen, zijn er thans in totaal 333 werklieden en 47 beambten in het bedrijf. De kantoorgebouwen dateeren ten deele nog uit 1616 van de O. I. werf; ze zijn echter – al is dat, echt Nederlandsch-degelijk, aan den straatkant niet te zien - uitgebreid en gemoderniseerd. Dit is ook het geval met het blad- en bandkopermagazijn, dat oorspronkelijk ook van 1616 dateert.
Behalve het in de vorenstaande beschrijving vermelde, is een belangrijk onderdeel van het bedrijf de bankwerkerij met draaierij en gereedschapmakerij, want voor een zeer groot deel maakt de Vitrite zijn machines, tot de gecompliceerdste toe, zelf. Dan is er nog een timmerloods, waar de emballage die noodig is, ook zelf vervaardigd wordt
Er ontstaat in dit bedrijf veel messingafval: het bandkoper, waaruit de hulsen geponsd worden, gaat niet restloos op, en aan wat gedurende het fabricageproces of bij de eindkeuring naar den afvalbak verwezen wordt, zit óók nog veel koper.
Dat gaat allemaal naar de pletterij aan den Schoorsteenvegerssingel. De ,,Pletterij de Nijverheid" werd in de oorlogsjaren (1917) opgericht en gevestigd in de veel verbouwde en uitgebreide behuizing van de voormalige houtzagerij der firma De Broeckert.
Achterin vindt ge de gieterij. Als soldaten in 't gelid staan daar recht overeind de gietvormen, waarin het gesmolten messing gegoten wordt tot platen van 3 cm dikte. Onder machtige walsen worden deze platen dan voortdurend geplet en uitgerekt, tot ze met den micrometer gemeten heel nauwkeurig de vereischte dikten van zoo om en de bij 0.25 mm hebben. Gedurende dit plettingsproces moeten de messingstrooken vaak in lange ovens uitgegloeid worden, teneinde de door het uitwalsen ontstane hardheid des gemoeds in de koesterende ovenwarmte weer tot zachtheid en ontvankelijkheid voor voortgezette pletterij om te vormen.
Zijn ze op dikte - het ware logischer van op dunte" te spreken - dan worden de rollen in een zuurbad weer van het oxyde ontdaan, om daarna door sneldraaiende natte borstels mooi kopergeel geborsteld, over stoomrollen gedroogd en opgewonden te worden. Dan kunnen ze naar ,,De fitting" om er lampvoetjes uit te maken.
De pletterij heeft een productiecapaciteit van 600 ton messingband per jaar.
En hiermede is onze schets van dit belangrijke Middelburgsche bedrijf ten einde.
Als ge nu, lezer, des Zondagsmiddags eens over de Loskaai loopt, de Maisbaai langs, dan weet ge wat daar achter die oude kantoorgebouwen, die het teeken van onzen glorierijken Oost-Indischen tijd nog dragen, in de XXe Eeuw gemaakt wordt!